Partneralimentatie

Gepubliceerd op 10 november 2021 om 07:53

Wanneer hebt u recht op partneralimentatie?

Of u recht hebt op partneralimentatie hangt af van verschillende vragen:

  1. hoeveel geld hebt u per maand nodig om in uw levensonderhoud te kunnen voorzien (dit heet: de behoefte);
  2. hoeveel kunt u zelf verdienen (dit heet: behoeftigheid);
  3. hoeveel kan uw ex-partner bijdragen aan u, in aanmerking genomen zijn/haar inkomen (dit heet: draagkracht)?

 

Behoefte

Bij de behoefte gaat het om de vraag welk bedrag u nodig hebt om iedere maand in uw levensonderhoud te kunnen voorzien. U moet dan denken aan de kosten voor een woning (huur of hypotheek), voeding, (ziektekosten)verzekering, sport en hobbies etc. Uitgangspunt daarbij is dat deze kosten ongeveer hetzelfde zijn als tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap. In juridische termen:

       ‘de mate van welstand tijdens het samenleven is bepalend voor de behoefte’.

Er zijn twee manieren om vast te stellen wat uw behoefte is:

  1. het netto inkomen tijdens de samenleving vaststellen en daar dan 60% van nemen (ook wel genoemd de ‘Hofnorm’). Voorbeeld: toen u nog samen was, was uw netto inkomen (inclusief vakantiegeld, 13e maand, bonussen e.d.) € 1.800 per maand en het inkomen van uw partner was € 3.200 netto per maand. Samen verdiende u dus € 5.000 netto per maand. Uw behoefte is dan 60% van € 5.000, dus € 3.000;
  2. aan de hand van een zogenaamde ‘behoeftelijst’. U maakt dan een lijstje met de kosten die u maandelijks had, zoals de huur/hypotheek, verzekeringen, voeding, sport en hobby, uitgaan, persoonlijke verzorging etc. etc. Omdat hier vaak veel discussie over ontstaat (‘hoezo kost jouw kapper € 120 per maand’, ‘je denkt toch niet dat ik de kosten van jouw golfclub ga betalen’ en ‘het Nibud rekent € 6 per persoon per dag aan kosten voor voeding, dus waarom begroot jij € 600 per maand voor boodschappen’) gaan de rechtbanken meestal uit van de Hofnorm.

 

Behoeftigheid

Hier gaat het om de vraag in hoeverre u (in werkelijkheid en theoretisch bezien) in uw eigen levensonderhoud kunt voorzien, bijvoorbeeld door inkomen uit werk, vermogen of een uitkering (WW, WIA, AOW of andersoortige uitkering m.u.v. een uitkering op basis van de Participatiewet (bijstandsuitkering). Als u niet arbeidsongeschikt bent, is het uitgangspunt dat u zich tot het uiterste moet inspannen om zelf in uw inkomen te voorzien. Ook als u tijdens de samenleving niet werkte en zelfs als u heel lang niet hebt gewerkt. Dit klinkt streng, en dat is het ook. Als u echt lang niet hebt gewerkt of als u heel jonge kinderen hebt, dan lukt het vaak wel om voor elkaar te krijgen dat u tijdelijk alimentatie van uw ex-partner ontvangt. Dat betekent alleen niet dat u dan stil kunt gaan zitten. Al was het maar omdat ex-partners vaak op enig moment vinden dat zij wel genoeg betaald hebben, en dan moet u – als het van een zaak bij de rechter komt – laten zien dat u uw best hebt gedaan om werk te vinden en dat dit buiten uw schuld om niet is gelukt.

 

Draagkracht

De vraag wat uw ex-partner aan u kan betalen, zijn/haar eigen inkomen in aanmerking genomen, is een belangrijke vraag. Het kan immers best zo zijn dat uw behoefte € 3.000 netto is en dat u dit inderdaad (nog) niet zelf kunt verdienen, maar van uw ex-partner kan niet verwacht worden dat hij/zij zelf niet rond kan komen omdat een groot deel van zijn/haar inkomen naar u overgemaakt moet worden. Bij de berekening van de draagkracht wordt daarom rekening gehouden met de volgende kosten:

  1. maandelijkse woonlasten van uw ex-partner (bijvoorbeeld € 750);
  2. premie ziektekostenverzekering van uw ex-partner (€ 120);
  3. aflossingen schulden die tijdens de samenleving zijn ontstaan (€ 100);
  4. algemene bijstandsnorm (ongeveer € 1.000 per maand). Dit bedrag heeft uw ex-partner nodig voor alle andere kosten van het bestaan: voeding, kleding, verzekeringen, hobbies etc.;
  5. (eventueel) te betalen kinderalimentatie.

De vijf bedragen worden bij elkaar opgeteld en vormen het zogenaamde ‘draagkrachtloze inkomen’, hier: € 1.970. Het woord zegt het al: dit inkomen wordt niet betrokken bij de berekening van de draagkracht, simpelweg omdat uw ex-partner dit bedrag nodig heeft voor zichzelf. Van het bedrag dat overblijft (€ 3.000 - € 1.970 = € 1.030), mag uw ex 40% zelf houden. De overige 60% - ongeveer € 600) is beschikbaar voor een bijdrage aan u. Die bijdrage wordt wel nog ‘gebruteerd’. Dit betekent dat u er ongeveer 30% bovenop krijgt, maar dat bruto bedrag verliest u ook weer omdat u inkomstenbelasting moet betalen over dit bedrag en de eigen bijdrage zorgverzekeringswet (normaal betaalt uw werkgever die bijdrage maar als u partneralimentatie ontvangt, moet u dit zelf betalen).

Al met al kan het dan ook zomaar zo zijn dat u eerst samen € 5.000 aan inkomen had en dat u het na de scheiding allemaal moet doen van een veel lager bedrag. Zeker als er kinderen zijn die nog thuis wonen en/of studeren.

 

Vragen over partneralimentatie? Neem contact op via het contactformulier, whatsapp of telefonisch +31642305914

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.